Wet en regelgeving

Wet en regelgeving.

Het afvalbeleid, wordt niet alleen meer van uit Den Haag bepaald, maar steeds meer vanuit Europa gedelegeerd. Ze zijn beiden enerzijds gericht op preventie en hergebruik van reststoffen en anderzijds op beperking van milieuschade bij verwerking van afval. Aangezien Nederland een zeer klein land is doch groot in recyclen, willen we zo weinig mogelijk gebruik maken van de huidige stortcapaciteit. Naast de eeuwigdurende nazorg die de stortlocaties met zich mee brengen, wordt er op gebied van afval zeer goed gekeken naar de ladder van Lansink.

veiligheidsblad-recyclinggranulaat-twee-r

huisreglement

brochure-arbeidsrisico-s-in-de-afvalbewerking-en-afvalrecycling

 

(De standaard is genoemd naar de Nederlandse politicus Ad Lansink, die in 1979 in de Tweede Kamer een motie voor deze werkwijze indiende. Internationaal wordt het algemene principe achter de Ladder van Lansink vaak aangeduid met de term “afvalhiërarchie”.)

Het is niet alleen de uitvoerder van bouw- en sloopwerkzaamheden die invloed kan uitoefenen op het ontstaan van Bouw- en SloopAfval (BSA). Ook de ontwerper, bijvoorbeeld bij de keuze van bouwmethode en maatvoering. zij hebben grote invloeden op de hoeveelheden van afval die vrijkomt.

Vermindering van het gebruik van primaire grondstoffen (vanwege uitputting of aantasting van het landschap), gecombineerd met de beperkte omvang van stortcapaciteit in Nederland, zijn belangrijke redenen voor ketenbeheer. Cradle to Cradle werd geboren. Materialen hergebruiken en de producten waar ze ook uitkomen. Betonafval proberen te ontmantelen in grind; zand en cement.

De markt van puingranulaten bestaat al vele jaren en kent inmiddels vele bedrijven die puin bewerken volgens de regels die daar nationaal voor zijn opgesteld. Allerlei producten worden inmiddels onder certificaat op de markt gebracht door vele producenten. Er wordt een lijst bijgehouden door Stichting Bouwkwaliteit, zoeken op BRL 2506: BSA-granulaten voor toepassing in de betonbouw, wegenbouw en grondbouw.
Deze producten worden aangeboden aan bedrijven in de GWW-sector voor toepassing als funderingsmateriaal of aan betonproducenten voor toepassing als grindvervanger in beton of betonproducten.

In Nederland mag van het grove toeslagmateriaal in beton al langer tot 20% worden vervangen door menggranulaat zonder dat daarvoor de rekenregels voor betonconstructies (VBC 1995) behoeven te worden aangepast. In 1997 is CUR Aanbeveling 58 opgesteld waarin wordt beschreven binnen welk toepassingsgebied 100% vervanging van het grove toeslagmateriaal toegestaan kan worden.
Hoewel de Aanbeveling de toepassing van granulaat in beton heeft gestimuleerd bleef er behoefte in de markt voor uitbreiding van het toepassingsgebied. CUR Aanbeveling 80 “Beton met menggranulaten als grof toeslagmateriaal” is van recenter datum en gebaseerd op uitgebreid onderzoek naar constructieve eigenschappen van beton met menggranulaat. Het onderzoek heeft geleid tot een beperkte verruiming van de toepasbaarheid van beton met 100% menggranulaat (meer informatie bij de CUR).

Lees verder

 

De CE-markering voor de bouwgrondstoffenbranche

CE-markering voor de bouwgrondstoffenbranche
Vanaf 1 juli 2013 is de nieuwe Verordening bouwproducten of CPR 1 volledig van kracht. Deze Europe-se verordening heeft ook consequenties voor de bouwgrondstoffenbranche. Alle bouwproducten die onder een geharmoniseerde Europese productnorm vallen, moeten worden voorzien van de CE-markering en een prestatieverklaring. Voor de bouwgrondstoffenbranche gaat het om de geharmoni-seerde normen voor toeslagmaterialen, beton, mortel, grout en wegmaterialen. Niet alleen fabrikan-ten hebben verplichtingen, maar ook importeurs en distributeurs.

De CE-markering op producten is bedoeld voor het wegnemen van handelsbelemmeringen en het be-vorderen van het vrije handelsverkeer in de Europese Unie. De CE-markering op bouwproducten be-staat al geruime tijd. De richtlijn bouwproducten (CPD) werd in 1989 van kracht en de eerste gehar-moniseerde normen die CE-markering op bouwproducten mogelijk maakten, verschenen rondom de eeuwwisseling. In totaal zijn er inmiddels zo’n 450 geharmoniseerde productnormen (h’EN’s) gepubli-ceerd en daarnaast nog enkele duizenden vrijwillige Europese beoordelingen (ETA’s).
Ondanks dit harmonisatiesucces was er ontevredenheid in Europa over het functioneren van de CPD. Deze richtlijn werd verschillend geïnterpreteerd: in een aantal lidstaten was de CE-markering verplicht, in andere lidstaten weer niet. Het markttoezicht liet te wensen over, er was onderling weinig vertrou-wen in de instanties die keuringen en beproevingen verrichtten voor de CE-markering, de herkomst van de CE-markering was onvoldoende traceerbaar en naast de geharmoniseerde methoden voor het testen van bouwproducten bestonden er nog allerlei nationale normen en kwaliteitssystemen. De nieuwe Europese verordening wil hier verbetering in brengen. Het gaat hier om Europese wetgeving zonder tussenkomst van de lidstaten, die de marktdeelnemers rechtstreeks aanspreekt. De lidstaten houden wel het markttoezicht op de CE-markering, voor Nederland de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).

 

Verplichte CE-markering
Sinds 1 juli 2013 zijn alle fabrikanten van bouwproducten, die onder een geharmoniseerde norm val-len, verplicht deze producten van de CE-markering te voorzien. Alleen in uitzonderingsgevallen zoals bij ambachtelijke en niet seriematige productie op bestelling, worden fabrikanten vrijgesteld. Als een bouwproduct niet onder een geharmoniseerde norm valt, kan de fabrikant ervoor kiezen, een Europe-se beoordeling aan te vragen. Dat blijft ook onder de Verordening bouwproducten de vrijwillige route om tot CE-markering te komen. De twee grondslagen om tot CE-markering te komen zijn dus: via de norm (verplicht) of via een Europese beoordeling (vrijwillig). Deze grondslagen voor CE-markering worden ook wel ‘geharmoniseerde Europese technische specificaties’ genoemd.
Prestatieverklaring (DOP)
Een belangrijk verschil van de CPR met de CPD is de prestatieverklaring. De prestatieverklaring komt in de plaats van de aloude conformiteitverklaring. In de prestatieverklaring legt de fabrikant de prestaties van zijn product volgens de geharmoniseerde norm vast. Deze productprestaties worden bepaald aan de hand van de ‘essentiële kenmerken’. Dat zijn producteigenschappen die verband houden met de ei-sen die aan bouwwerken of delen daarvan worden gesteld en waarvoor Europees geharmoniseerde testmethoden worden opgesteld. Denk bijvoorbeeld aan essentiële kenmerken van bouwproducten in de bouwgrondstoffenbranche (zie Hoofdstuk 3) als waterabsorptie, korrelvorm, deeltjesdichtheid, chloridegehalte e.d. Voor iedere geharmoniseerde productnorm (h’EN) zijn de essentiële kenmerken waarvoor testmethoden zijn uitgewerkt, vastgelegd in de zogeheten annex ZA van die norm.

 

De fabrikant behoeft niet alle essentiële kenmerken van een geharmoniseerde norm vast te leggen. Hij kan zelf een keuze maken, afhankelijk van het beoogde gebruik van zijn product en het gebied waar hij zijn product op de markt wil brengen of verhandelen. Lege prestatieverklaringen zijn echter niet toe-gestaan. De fabrikant moet tenminste één essentieel kenmerk declareren in de prestatieverklaring. Ter onderbouwing van de gedeclareerde productprestaties in een prestatieverklaring stelt de fabrikant technische documentatie op die hij gedurende tien jaar moet bewaren. Het model van de prestatie-verklaring is vastgelegd in Bijlage III van de CPR. De prestatieverklaring wordt op verzoek van de klant in papieren vorm geleverd of elektronisch.

Lees verder

 

©2016 Twee "R" Recycling Groep B.V.   |   Sitemap   |   INLOGGEN   |   Disclaimer   |   Website gemaakt door Webton